“Ah, Jezus is voor jou vooral de man van het kerstverhaal?” concludeer ik. Onze gesprekspartner kijkt rustig voor zich uit in de universiteitskantine. Alle drie ons broodtrommeltje erbij en kauwend op het brood en onze vragen. Een paar jaar eerder had ik niet verwacht dat ik op zo’n ontspannen manier een gesprek over Jezus zou kunnen voeren. En dan nog wel met een wildvreemde.
“Ja, weet je… Ik hoop wel op iets, maar ik weet niet wat” zegt de jongen. Hij studeert diergeneeskunde en doet hier zijn minor. Ik studeer biologie en voer hier geloofsgesprekjes. De eerste keer was ik onderweg bijna omgedraaid: ga ik dit echt doen?! En nog steeds breekt het zweet me meestal uit voor een gesprek. De drempel om een onbekende student aan te spreken en te vragen of hij/zij een gesprekje wil voeren aan de hand van een zingevingsvragenlijst blijft hoog. Maar nu weet ik ook wat het oplevert en waar ik op hoop.
Hij kijkt ons aan. “Ja oké, ik denk dat mensen wel meer zijn dan een lichaam. Maar ik geloof niet in een goddelijk oordeel!” Ons half uur durend gesprek is uiterst boeiend. Er ontstaat de vrijheid om thema’s te benoemen die niet vaak worden besproken. En er is ruimte om prikkelende vragen te stellen vanuit beide kanten. En bovenal is er verrassend weinig veroordeling. Ik verwachtte dat hij meteen zou denken: ‘Een christen, daar hoef ik niet mee in gesprek.’ En hij lijkt op zijn beurt verrast dat wij hem niet prekend toespreken of ons oordeel klaar hebben, maar juist in hem geïnteresseerd zijn. Hier proef ik het hart van het Evangelie: liefhebben en komen, niet om te oordelen, maar om te redden en leven te geven (Joh. 3:16-17).
“Vind je het leuk om nog een keer door te praten?” Het zonnetje schijnt door het raam. Ik glimlach; ik nodig deze jongen wel uit, maar Jezus nodigt ons samen uit. Deze jongen om Hem te leren kennen. En mij om te leren wat getuigen van Hem betekent, hoe geloof meer wordt als je ervan deelt en wat Zijn uitreikende, onbevangen liefde inhoudt. Ik kauw op mijn broodje, dit smaakt naar meer. De jongen wil wel een keer doorpraten. En ik ook. Want ik dacht dat ik ging evangeliseren, maar het is veel rijker dan dat: ik ben aan het ‘evangelileren’.